
ONDERZOEK BEKE GETOETST AAN DE PRAKTIJK,
Bureau Beke voerde in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap een onderzoek uit naar herstelbemiddeling voor minderjarigen in Vlaanderen. Hierbij werd als doel voorop gesteld het gehele proces van herstelbemiddeling in kaart te brengen. Ook de tevredenheid van de partijen en de effectieve resultaten van een bemiddeling waren belangrijke elementen die verder werden uitgediept.1. De partijen zijn heel tevreden
Uit het onderzoek Beke blijkt dat deelnemers doorgaans zeer tevreden zijn over het doorlopen van het bemiddelingstraject, alsook over de medewerking van de andere partij. Het aantal contacten met de bemiddelaar tijdens het hele proces en de begeleiding van de bemiddelaar worden eveneens positief beoordeeld. De deelnemers die tot een overeenkomst kwamen, verklaren daar tevreden over te zijn. Zowel de minderjarige als het slachtoffer waarderen het proces positiever wanneer de verdachte zijn excuses aanbiedt, de schade vergoedt, spijt betuigt aan zijn ouders en kan uitleggen waarom hij de feiten gepleegd heeft. Vanuit analyse van de tevredenheidsmetingen op onze dienst, herkennen we deze vaststellingen. “Ik vond het heel goed en kon alles vertellen aan de bemiddelaar en ze begrepen mij en ik was ook content.”
2. Is haast geboden of niet?
De duur tussen het plegen van een feit en het starten van de herstelbemiddeling heeft volgens het onderzoek geen invloed op het uiteindelijke resultaat van de bemiddeling. We zien inderdaad dat wanneer partijen het bemiddelingsproces effectief aangaan dit, ongeacht de termijn, meestal tot een positief resultaat leidt. Hieruit kunnen we besluiten dat wanneer de herstelbemiddeling daadwerkelijk wordt opgestart, de wachttijd geen effect meer lijkt te hebben op het uiteindelijke resultaat van de bemiddeling. In het onderzoek werden echter enkel respondenten bevraagd uit de groep opgestarte bemiddelingen. We stellen ons juist de vraag of de duur een reden kan zijn voor partijen om niet in te stappen in het bemiddelingsproces. We merken immers dat de termijn tussen de feiten en het opstarten van een bemiddeling vaak als te lang wordt bevonden door de betrokken partijen. “De duur is eigenlijk te lang maar daar is weinig aan te doen. Spijtig genoeg zijn er blijkbaar veel dossiers te behandelen.”
3. De instroom is kwetsbaar
De onderzoeksgroep Beke geeft aan dat de instroom kwetsbaar is, onvoorspelbaar en niet enkel wordt bepaald door factoren die de diensten in de hand hebben. Ook in Antwerpen stellen we grote fluctuaties vast in het aantal doorverwijzingen vanuit het Parket naar onze dienst. Deze schommelingen hebben effect op het personeelsbestand en dit vraagt grote inspanningen van de diensten om de continuïteit en kwaliteit van de werking te blijven garanderen. Sensibilisering van verwijzers behoort dan ook tot onze kerntaak.
4. Face to face contacten = succesfactor
Een andere bevinding van het onderzoeksteam Beke toont aan dat wanneer er sprake is van een ontmoeting tussen de verscheidene betrokkenen, de overeenkomst die werd bereikt tijdens de bemiddeling, vaker volledig wordt uitgevoerd. Onzes inziens kan een directe bemiddeling een meerwaarde betekenen voor de partijen in het bemiddelingsproces. Partijen ontmoeten elkaar, verhalen worden rechtstreeks uitgewisseld en vragen kunnen meteen gesteld worden. Dit leidt tot meer begrip voor elkaars standpunt en kan het bereiken van een akkoord bespoedigen. Ook als bemiddelaar halen we veel voldoening uit deze wijze van bemiddelen. “Prima. Mijn zoon heeft op deze manier het geheel kunnen afsluiten, zijn schuldgevoel een plaats kunnen geven en toch iets kunnen terugdoen om het goed te maken. Het gesprek met de tegenpartij was zeer constructief.”
5. Ter afronding
Vanuit alle HCA-diensten is er een werkgroep in het leven geroepen om te werken aan een verbetertraject rond herstelbemiddeling. Hiervoor dienen de resultaten en aanbevelingen van het onderzoek Beke als vertrekpunt.
Indien u meer wil weten over dit onderzoek verwijzen we naar ‘De schade hersteld’ – Beke reeks.